De arbeidsovereenkomst van een apothekersassistente is ontbonden vanwege een gewetensbezwaar. De apothekersassistente kan wegens haar geloofsovertuiging niet met ontblote onderarmen werken.
De apothekersassistente in onderhavige kwestie was op 1 mei 2013 in dienst getreden bij de werkgever. Werkneemster heeft zich hierbij verbonden om, ter preventie van infecties, de kleding- en hygiënevoorschriften van het ziekenhuis na te leven.
Na verloop van tijd hebben er ontwikkelingen plaatsgevonden binnen de Nederlandse ziekenhuisapotheken waardoor apothekersassistenten een deel van hun werkzaamheden moeten verrichten op de afdeling spoedeisende hulp en in poliklinieken van het ziekenhuis. Binnen de ziekenhuizen gelden heden ten dage richtlijnen om zorg-gerelateerde infecties bij patiënten en ziekenhuismedewerkers te voorkomen. In één van die richtlijnen is aanbevolen om dagelijks schone werkkleding te dragen die de onderarmen onbedekt laat. Het onbedekt laten van de onderarmen zou namelijk – volgens de aanbeveling in de richtlijn - kunnen leiden tot een betere handhygiëne.
De werkgever heeft vervolgens óók van apotheekmedewerkers verlangd dat zij hun onderarmen onbedekt laten. Werkneemster wilde vanwege haar geloofsovertuiging echter niet met ontblote onderarmen werken. Na met werkneemster in gesprek te zijn geweest en – zonder succes - te hebben gezocht naar herplaatsingsmogelijkheden, heeft werkgever de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever een indirect onderscheid maakt naar godsdienst door van de apothekersassistenten te verlangen dat zij met ontblote onderarmen werken. Een dergelijk onderscheid is op grond van de wet verboden, tenzij dat onderscheid objectief gerechtvaardigd wordt door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.
Naar oordeel van de kantonrechter is sprake van een legitiem doel doordat de gestelde kledingeis ten doel heeft om infecties te voorkomen. Voorts overweegt de kantonrechter dat de ‘korte-mouwen’-eis passend en noodzakelijk is. Volgens de kantonrechter is er geen ander middel om het nagestreefde doel te bereiken, waarmee geen dan wel minder bezwarend onderscheid wordt gemaakt, en ook staat – zo oordeelt de kantonrechter - de kledingeis, gezien de daarbij over en weer betrokken belangen, in evenredige verhouding tot het doel.
De kantonrechter concludeert dat het indirecte onderscheid in deze kwestie objectief gerechtvaardigd is en ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen op grond van een ernstig gewetensbezwaar aan de zijde van de werkneemster.
Heeft u vragen naar aanleiding van bovenstaande of te maken met een ontslagkwestie, neem dan vrijblijvend contact op met onze arbeidsrecht advocaten in Heerlen via info@sijbenpartners.nl dan wel via 045-560 22 00.