Een werknemer wordt op staande voet ontslagen nadat hij ongeoorloofd afwezig is. Volgens de werknemer had zijn afwezigheid te maken met het overlijden van een vriendin. In hoger beroep komt aan het licht dat deze verklaring van de werknemer niet klopt. Het hof oordeelt vervolgens dat het ontslag terecht was.
Werknemer heeft zich op 8 juli 2020 telefonisch ziekgemeld bij werkgever. Daaropvolgend heeft de leidinggevende van werknemer telefonisch contact proberen te zoeken met werknemer, echter zonder resultaat. Op 9 juli 2020 liet werknemer weten migraine te hebben. Een dag later hebben werknemer en zijn leidinggevende telefonisch contact en spreken ze af dat werknemer op 13 juli 2020 zijn werkzaamheden zal hervatten.
Op 13 juli 2020 hervat werknemer zijn werkzaamheden niet. Opnieuw zoekt werkgever contact met werknemer, waarop werknemer laat weten dat een vriendin is overleden aan hartfalen en hij later die dag nog zou bellen met zijn leidinggevende. De werknemer belt echter niet meer. Vervolgens stuurt werknemer een bericht naar werkgever waarin hij aangeeft voorlopig ‘plat te gaan’. De leidinggevende heeft nog contact proberen te zoeken met werknemer, maar tevergeefs. De leidinggevende is vervolgens bij werknemer thuis langsgegaan, maar werknemer was niet thuis. Op 15 juli 2020 besluit werkgever om werknemer op staande voet te ontslaan. Werknemer was het hier niet mee eens en stapte naar de rechter.
Ter zitting lichtte werknemer het overlijden van de vriendin toe. Werknemer gaf onder meer aan dat hij bij de partner van de overleden vriendin had geslapen om familie op te vangen en zaken te regelen. De kantonrechter oordeelde vervolgens dat het niet volledig in achtnemen van het protocol rond ziekmeldingen – zoals eigenmachtig en zonder overleg met werkgever besluiten om de werkzaamheden niet te hervatten - door werknemer geen dringende reden oplevert. Werknemer had de mogelijkheid moeten krijgen om te reageren op de verwijten. Het ontslag op staande voet houdt in eerste aanleg aldus geen stand.
Werkgever constateerde vervolgens, na nader onderzoek, dat de persoon die volgens werknemer was overleden, niet was overleden. Dientengevolge gaat werkgever in hoger beroep. Tijdens het hoger beroep komt naar boven dat het verhaal van werknemer niet klopt. De persoon die volgens werknemer overleden zou zijn, blijkt springlevend. Werknemer heeft naar oordeel van het hof in ernstige mate in strijd gehandeld met de waarheidsplicht. Het hof heeft geoordeeld dat het gebrek aan goede communicatie zijdens werknemer, én de voortdurende afwezigheid van werknemer zonder goede reden, in deze omstandigheden een voldoende dringende redenen zijn voor ontslag op staande voet.
Heeft u vragen naar aanleiding van bovenstaande, neem dan vrijblijvend contact op met onze arbeidsrecht advocaten in Heerlen: https://www.sijbenpartners.nl/specialismen/arbeidsrecht