Het College van Burgemeester en Wethouders heeft in deze kwestie een omgevingsvergunning voor de bouw van een huis op een perceel verleend. Ruim een half jaar later wordt een handhavingsverzoek ingediend door een buurtbewoner wegens het bouwen van een bouwwerk zonder omgevingsvergunning, het handelen in strijd met het bestemmingsplan en het vellen van bomen zonder omgevingsvergunning. Het verzoek wordt afgewezen omdat er een omgevingsvergunning was verleend. De buurtbewoner dient vervolgens bezwaar in tegen de omgevingsvergunning. Het College acht het bezwaar te laat ingediend – namelijk ruim acht maanden na verlening van de vergunning – en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
De buurtbewoner kan zich niet verenigen met de beslissing op bezwaar en wendt zich tot de rechter. Ter zitting oordeelt de rechter dat het College onvoldoende heeft gemotiveerd dat de buurtbewoner eerder op de hoogte was of had kunnen raken van de omgevingsvergunning. De buurtbewoner heeft gesteld dat hij geen zicht had op het perceel en niet kon zien dat daar werd gebouwd. Ook was de buurtbewoner gedurende deze periode vaak in het buitenland. De rechter oordeelt dat de buurtbewoner pas op de hoogte was geraakt van het besluit nadat dit ruim 8 maanden later aan hem was toegezonden. De termijnoverschrijding was derhalve verschoonbaar en het bezwaar werd alsnog ontvankelijk verklaard.
Het College kon zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank en ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Het College was van mening dat de buurtbewoner al eerder op de hoogte had kunnen zijn van de werkzaamheden. Dat de buurtbewoner langer in het buitenland verbleef komt volgens het College voor rekening van de buurtbewoner. Daarnaast merkt het College op dat de woning op nog geen twintig meter van de buurtbewoner gesitueerd is. De bouw zou daarom niet onopgemerkt hebben kunnen blijven. Ook is het College van mening dat de buurtbewoner had kunnen informeren naar een eventuele omgevingsvergunning in plaats van een handhavingsverzoek in te dienen.
De Centrale Raad van Beroep volgt het College in haar standpunten. De rechtbank heeft aldus ten onrechte geoordeeld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. Het College wordt door de Centrale Raad van Beroep in het gelijk gesteld.
Heeft u vragen naar aanleiding van bovenstaande of heeft u andere vragen met betrekking tot de bezwaar- en beroepsprocedure, neem dan vrijblijvend contact op met onze bestuursrecht advocaten in Heerlen via info@sijbenpartners.nl dan wel via 045-560 22 00.