De nieuwe directeur van Ajax was tot vandaag gehouden aan een concurrentiebeding.
Had hij hier niet eerder onderuit kunnen komen? Een juridische beschouwing.
Alex Kroes is op 1 december 2022 in dienst getreden bij AZ als directeur. In de arbeidsovereenkomst zijn partijen destijds, gelet op de berichtgeving in de media, een concurrentiebeding overeengekomen.
Via een concurrentiebeding kan een werkgever voorkomen dat een werknemer na het einde van het contract soortgelijke werkzaamheden gaat uitvoeren bij een andere (concurrerende) organisatie. Kroes heeft zijn arbeidsovereenkomst tussentijds opgezegd per 1 september 2023 en vanaf die datum is het contract dus geëindigd.
Vanwege het concurrentiebeding kon Kroes vanaf 1 september 2023 gedurende een bepaalde periode niet in dienst treden bij Ajax. Het is veelvoorkomend dat aan een concurrentiebeding een periode van één of twee jaar wordt verbonden. In deze kwestie lijken partijen onderlinge afspraken te hebben gemaakt waardoor deze periode is ingekort tot 15 maart 2024.
Juridisch gezien is het mogelijk om een concurrentiebeding volledig aan de kant te schuiven. Dit kan in overleg met de werkgever of door naar de rechter te stappen.
In het geval werkgever en werknemer er onderling niet uitkomen, dan kan een werknemer de rechter verzoeken om het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk te vernietigen. Om dit te bewerkstellingen dient een werknemer te betogen dat het concurrentiebeding niet rechtsgeldig is of dat hij door het concurrentiebeding onredelijk in zijn belangen wordt geschaad.
Als sprake is van spoed bij de werknemer, omdat hij bijvoorbeeld op korte termijn een carrièrestap wil maken naar een concurrent, dan bestaat de mogelijkheid om in een kort geding schorsing van het concurrentiebeding te vorderen. Op die manier kan een werknemer nog sneller duidelijkheid krijgen.
Ik acht de kans groot dat het concurrentiebeding an sich rechtsgeldig is overeengekomen. Hiervoor is namelijk vereist dat het beding schriftelijk is overeengekomen met een werknemer die meerderjarig is.
Mocht sprake zijn geweest van een contract voor bepaalde tijd bij AZ, dan is de drempel voor een rechtsgeldig concurrentiebeding wel hoger. In dat geval moet, ten opzichte van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, aan een extra voorwaarde worden voldaan. AZ moet dan de noodzaak van het concurrentiebeding schriftelijk hebben gemotiveerd in het contract.
Uitgaand van een rechtsgeldig overeengekomen concurrentiebeding, had Kroes kunnen betogen dat het beding onredelijk bezwarend is. Hij had bijvoorbeeld kunnen aanvoeren – als daarvan sprake is – dat hij bij Ajax een hoger salaris kan verdienen en dat het een aanzienlijke positieverbetering betreft.
De rechter maakt in dergelijke situaties een belangenafweging. Als voormalige werkgever had AZ waarschijnlijk – onder meer – kunnen beargumenteren dat Kroes kennis heeft van gevoelige informatie, zoals beleidsstrategieën en scoutingsrapporten, waardoor zij door een eerdere overstap enorm zou worden gedupeerd.
Gelet op de positie van Kroes destijds binnen AZ als directeur acht ik de kans groot dat de rechter het concurrentiebeding niet zou vernietigen dan wel schorsen. Een directeur beschikt in de regel namelijk over gevoelige en voor concurrenten waardevolle bedrijfsinformatie. Bij AZ geldt dat misschien in het bijzonder vanwege haar jeugdopleiding die zo vaak geroemd wordt.
Kortom, Kroes had via de rechter kunnen proberen om het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk aan de kant te schuiven. De rechter had zich dan kunnen buigen over de rechtsgeldigheid van het beding én de wederzijdse belangen. De kans dat dit voor Kroes succesvol had uitgepakt, acht ik echter klein.