In een recente uitspraak van de Hoge Raad heeft zij geoordeeld dat de weduwe van een overleden man géén belanghebbende is in de procedure waarin de zoon vaststelling van het vaderschap verzoekt.
De moeder en de vader van de zoon hebben een relatie gehad en hebben samengewoond van 1989 t/m 1992. Tijdens hun relatie waren zij niet met elkaar gehuwd. In 1990 is de zoon geboren. De zoon staat van rechtswege in een familierechtelijke betrekking tot de moeder, hetgeen volgt uit artikel 1:198 van het Burgerlijk Wetboek. Gezien de moeder en de vader niet met elkaar waren gehuwd, dan wel een geregistreerd partnerschap hadden ten tijde van de geboorte van de zoon, had de vader de zoon moeten erkennen om een familierechtelijke band te scheppen. Dit is echter niet gebeurd, zodat de zoon niet in een familierechtelijke betrekking staat tot de vader, ook al is de man zijn biologische vader.
In 2022 is de man overleden. Op het moment van overlijden was de man gehuwd met zijn nieuwe partner. De vrouw is hierdoor erfgenaam van de man geworden.
De zoon heeft een procedure aanhangig gemaakt om het vaderschap gerechtelijk te laten vaststellen. Een gerechtelijke vaststelling van het ouderschap kan meerdere voordelen met zich meebrengen. Zo ontstaat er een juridische band (de familierechtelijke betrekking), de ouder krijgt het gezag over het minderjarige kind en de ouder en het kind worden over en weer elkaars wettelijke erfgenamen. Verder ontstaat er ook een onderhoudsplicht jegens het kind.
In artikel 1:207 van het Burgerlijk Wetboek is geregeld wie de rechtbank kan verzoeken om over te gaan tot een gerechtelijke vaststelling van het ouderschap. Degenen die een dergelijk verzoek kunnen indienen zijn: de moeder en vanaf de 16-jarige leeftijd het kind.
In het Procesreglement valt te lezen wie als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. In dit geval is de belanghebbende de afstammeling, namelijk de zoon. De weduwe stelt dat zij tevens belanghebbende is in deze procedure, gezien zij de erfgename is van de overleden man en gezien zij een financieel belang heeft bij de vaststelling. Zij was het namelijk niet eens met de vaststelling, omdat zij de nalatenschap dan ineens met de zoon zou moeten delen. Dit zou haar raken in haar vermogensrechtelijke positie.
De rechtbank deelde het standpunt van de weduwe niet en merkte haar niet aan als een belanghebbende in deze procedure. Hierdoor heeft zij niet de gelegenheid gekregen om te verzoeken dat de bestreden beschikking van rechtbank wordt vernietigd. De rechtbank heeft vervolgens in eerste aanleg vastgesteld dat de overleden man de vader is van de zoon.
In hoger beroep hij het gerechtshof werd de weduwe wederom niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek om haar als belanghebbende aan te merken, wegens dezelfde overwegingen als de rechtbank heeft gegeven. Het hof stelde dat het door de weduwe gestelde financieel belang niet rechtstreeks is, maar slechts afgeleid is. Dit betekent dat de bestreden beschikking van de rechtbank definitief is en dat de familierechtelijke band tussen de vader en de zoon vaststaat.
Heeft u vragen of wilt u meer weten over een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap? Neem dan vrijblijvend contact op met onze gespecialiseerde familierechtadvocaten in Heerlen via info@sijbenpartners.nl of bel gerust via 045 560 2200. Wij helpen u graag.