Arbeidsconflicten komen nooit gelegen, maar in een familiebedrijf kunnen deze situaties extra ingewikkeld zijn. Recent diende de kantonrechter zich te buigen over een uit de hand gelopen familieruzie tussen een vrouw en haar broer en haar zoon, allen werkzaam in hetzelfde familiebedrijf.
De familieruzie
Een vrouw is ruim 35 jaar in dienst bij een familiebedrijf, waar zij werkzaamheden verricht op het gebied van personeelszaken. Het familiebedrijf betreft een winkel waarvan de broer en de zoon van de vrouw eigenaar zijn. Tussen de familie heeft in december 2022 een conflict plaatsgevonden waarbij de nieuwe partner van de vrouw het onderwerp van geschil was. Het conflict is vervolgens zodanig geëscaleerd dat partijen in privé en op de werkvloer niet meer met elkaar kunnen communiceren zonder dat de emotie oploopt.
Door middel van werkafspraken en een mediationtraject pogen partijen de verhoudingen op de werkvloer te redden, maar helaas leidt dat niet tot een oplossing. In januari 2023 raakt de vrouw arbeidsongeschikt. De bedrijfsarts vermeldt in zijn rapportage dat de vrouw belastbaar is voor passende taken in haar eigen functie. Daar wordt aan toegevoegd dat er werk gerelateerde knelpunten zijn die een gezonde en duurzame terugkeer op de lange termijn belemmeren. Wanneer de vrouw verzoekt om een aanvang te maken met de re-integratiewerkzaamheden, antwoorden de broer en haar zoon dat de re-integratie niet meer kan plaatsvinden vanwege de arbeidsverhouding die intussen ernstig verstoord is.
Het geschil
Het geschil belandt uiteindelijk via een spoedprocedure bij de rechter. De vrouw vordert wedertewerkstelling in de arbeid, behorend bij haar functie, zodat ze haar re-integratie kan hervatten. Ze betwist dat er sprake is van een arbeidsconflict. De vrouw stelt dat de arbeidsverhouding tussen partijen niet is verstoord en dat de toegang tot haar werkplek haar onterecht wordt ontzegd.
In dit kort geding dient de kantonrechter te beoordelen of de vordering van de vrouw een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is om op toewijzing daarvan vooruit te lopen. Vooropgesteld wordt dat uit artikel 7:658a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat de broer en haar zoon verplicht zijn de re-integratie van de vrouw in hun winkel te bevorderen.
Het oordeel
Omdat blijkt dat een redelijk overleg tussen partijen op dit moment niet mogelijk is, staat vast dat partijen verkeren in een arbeidsconflict. Naar oordeel van de kantonrechter heeft de vrouw haar bijdrage verleend door haar collega’s bij haar thuis uit te nodigen en in te lichten over de gezinssituatie. De kantonrechter oordeelt echter ook dat de broer van de vrouw heeft bijgedragen aan de escalatie van het conflict. Als reactie op de vrouw heeft de broer de overige werknemers namelijk laten verklaren waarom zij niet met de vrouw willen samenwerken. De broer had hier als werkgever boven moeten staan. Door dat niet te doen is het conflict nodeloos verder geëscaleerd.
Naar oordeel van de kantonrechter is er onder deze omstandigheden onvoldoende basis voor een succesvolle re-integratie in spoor 1. Toelating van de vrouw tot het werk zal op dit moment immers tot onwerkbare situaties leiden en daarbij is de winkel erg klein. De vordering van de vrouw wordt afgewezen, maar partijen dienen zich wél in te spannen om de verhouding op korte termijn te verbeteren zodat re-integratie in spoor 1 mogelijk wordt. Ook dienen partijen zich nu al in te spannen voor een re-integratie in spoor 2.
Heeft u vragen of wilt u meer weten omtrent arbeidsconflicten? Neem dan vrijblijvend contact op met onze gespecialiseerde arbeidsrechtadvocaten in Heerlen via info@sijbenpartners.nl of bel gerust via 045 560 2200. Wij helpen u graag.