Rechtsvermoeden van de arbeidsomvang

Rechtsvermoeden van de arbeidsomvang

Een werkneemster die werkzaam is op basis van een 38-urige werkweek maakte de afgelopen negen maanden veertig arbeidsuren per week. Ze doet een beroep op het rechtsvermoeden van arbeidsomvang, maar heeft ze ook gedacht aan de toepasselijke cao-bepaling?

Een werkneemster is sinds 2015 in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst met een arbeidsduur van 38 uren per week. Op deze arbeidsovereenkomst is de collectieve arbeidsovereenkomst voor Tankstations en Wasbedrijven van toepassing. Nadat werkneemster in de periode van december 2021 tot en met september 2022 gemiddeld 40 uur per week werkzaam is geweest, doet werkneemster een beroep op het rechtsvermoeden van arbeidsomvang. Werkneemster is namelijk van mening dat er vanaf 1 januari 2023 sprake is van een arbeidsovereenkomst op basis van 40 arbeidsuren per week. Daarnaast vindt werkneemster dat haar werkgever verplicht is haar een arbeidsovereenkomst voor 40 uur per week aan te bieden op grond van het goed werkgeverschap. De kantonrechter dient te beoordelen of er wordt voldaan aan de vereisten voor het rechtsvermoeden van arbeidsomvang.

Omdat werkneemster de afgelopen 9 á 10 maanden gemiddeld veertig uur per week heeft gewerkt, stelt ze zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst geacht moet worden 40 uur te bedragen. De werkgever daarentegen beroept zich op de flexibele arbeidstijd uit de arbeidsovereenkomst. In het tweede artikel van de arbeidsovereenkomst wordt benoemd dat het mogelijk is om variabele uren te maken per week zonder dat er sprake is van een rechtsvermoeden. Daarbij wordt in de toepasselijke cao benoemd dat de arbeidsuren van werkneemster kunnen variëren tussen de 34 en de 48 uur per week. Toch denkt werkneemster zich te kunnen beroepen op het rechtsvermoeden van arbeidsomvang, maar is dat terecht?

Rechtsvermoeden van arbeidsomvang
Indien er sprake is van een structureel arbeidspatroon waarbij het aantal arbeidsuren hoger ligt dan het aantal overeengekomen arbeidsuren in de arbeidsovereenkomst, kan er sprake zijn van een rechtsvermoeden van arbeidsomvang. Op grond van artikel 7:610b van het Burgerlijk Wetboek is er sprake van een rechtsvermoeden van arbeidsomvang indien het gaat om een structureel arbeidspatroon over een periode die minimaal 3 maanden voortduurt. Deze periode wordt ook wel een zogeheten ‘referteperiode’ genoemd. Bij een beroep op het rechtsvermoeden van arbeidsomvang is het van belang dat de referteperiode een reëel beeld geeft van de huidige arbeidsomvang. De stijgende arbeidsuren van een horecamedewerker die in vergelijking veel uren maakt in de zomerperiode zullen niet als een redelijke arbeidsomvang worden aangemerkt. Daarentegen zou het voorbeeld van werkneemster in kwestie wel kunnen worden aangemerkt als een redelijke referteperiode.

Oordeel
Ondanks dat er volgens de letterlijke tekst van het Burgerlijk Wetboek sprake zou kunnen zijn van een rechtsvermoeden van arbeidsomvang dient er altijd te worden gekeken naar de omstandigheden van het geval. In deze zaak wordt er zowel in de arbeidsovereenkomst als in de toepasselijke cao benoemd dat werkneemster werkzaam is op basis van flexibele arbeidstijden. Naar oordeel van de kantonrechter kunnen de situatieve omstandigheden niet tot een andere conclusie leiden dan dat er sprake is van een flexibele arbeidsovereenkomst van gemiddeld 38 uur per week. Wanneer blijkt dat in de cao duidelijke afspraken zijn gemaakt over hoe om te gaan met meeruren kan een beroep op het rechtsvermoeden naar oordeel van de kantonrechter niet slagen. De werkgever in deze kwestie wordt gevolgd door de kantonrechter en de vorderingen van werkneemster worden afgewezen.

Heeft u vragen met betrekking tot het rechtsvermoeden van  neem dan vrijblijvend contact op met onze gespecialiseerde arbeidsrechtadvocaten in Heerlen via info@sijbenpartners.nl of bel gerust naar +31 45 560 2200.