Een verhuurder die constateert dat de huurwoning ernstig wordt verwaarloosd, start een procedure ter verkrijging van een vervangende machtiging voor het opruimen en schoonmaken van de woning. De huurder betwist dat de woning vervuild is en doet er alles aan om deze machtiging te voorkomen. Lees hier hoe de kantonrechter deze situatie beoordeelt.
In deze kwestie gaat het om een verhuurder die in 2019 tijdens een huisbezoek van de verhuurde woning constateert dat deze zeer slecht onderhouden en schoongemaakt wordt. De woning staat vol met dozen en zakken en de vloer ligt bezaaid met allerlei losse spullen. Ook worden er muizenkeutels gevonden en blijkt de achtertuin niet onderhouden. Naar aanleiding van deze constatering schakelt de verhuurder diverse hulporganisaties in ter verbetering van de situatie in de vervuilde woning. Er worden daarbij afspraken gemaakt met professionele hulpverleners en er wordt een vaste huishoudelijke hulp ingeschakeld. In de periode van 2019 tot en met medio 2023 worden er verschillende pogingen gedaan ter verbetering van de situatie in de woning. In maart 2023 ontstaat er een geschil tussen partijen omtrent een offerte die toeziet op het leeghalen van de woning. Omdat de huurder weigert zijn akkoord te verlenen voor deze offerte, kondigt de verhuurder aan dat ze voornemens is een procedure te starten ter verkrijging van een machtiging voor het opruimen en schoonmaken van de woning.
Het geschil
De verhuurder verzoekt de kantonrechter tot een machtiging voor het verrichten van de noodzakelijke opruim- en schoonmaakwerkzaamheden, welke voor rekening van de huurder dienen te komen. Aan haar verzoek legt de verhuurder ten grondslag dat de huurder zich niet als een goed huurder gedraagt en verplicht is tot het onderhouden van de woning en de tuin. De huurder betwist daarentegen dat er sprake is van slecht huurderschap. Uiteindelijk dient door de kantonrechter te worden beoordeeld of er sprake is van een zodanig zwaarwegend belang zijdens de verhuurder dat het belang van de huurder daarvoor kan worden gepasseerd.
Goed huurderschap
Op grond van artikel 7:231 van het Burgerlijk Wetboek heeft een huurder ten aanzien van het gebruik van het gehuurde de plicht zich als een goed huurder te gedragen. Tevens rust op de huurder op grond van artikel 7:217 van het Burgerlijk Wetboek de plicht om kleine herstellingen op eigen kosten te verrichten, mits deze herstellingen niet als gevolg van een tekortschieten van de verhuurder zijn ontstaan. Blijkens het Besluit kleine herstellingen volgt verder nog dat huurder zelf zorg dient te dragen voor het onderhouden van de tuin, het schoonhouden van het woongedeelte en het bestrijden van ongedierte.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat de huurder zich niet als een goed huurder heeft gedragen en daardoor tekortschiet in de nakoming van zijn verplichting als huurder. Omdat er ten tijde van de mondelinge behandeling nog steeds sprake is van ernstige vervuiling, weegt de kantonrechter de belangen van de verhuurder om een opgeruimde, brandveilige en hygiënische situatie te creëren zwaarder dan de belangen van de huurder. Hoewel de huurder het belang en het recht heeft in het gehuurde te verblijven, zoals hij dat zelf prettig vindt, kent die vrijheid immers wel een grens in geval het uitmondt in slecht huurderschap. Gelet op de ernst van de tekortkoming en het feit dat de verhuurder al sinds 2019 actie onderneemt ter verbetering van de situatie, prevaleert in dit geval het belang van de verhuurder boven het belang van de huurder. De kantonrechter wijst de verzochte machtiging toe en verbindt daaraan een maximum voor de aan de huurder in rekening te brengen kosten.
Heeft u vragen ten aanzien van de rechten en plichten van de verhuurder of wilt u meer weten omtrent de rechten en plichten van een huurder? Neem dan vrijblijvend contact op met onze gespecialiseerde huurrechtadvocaten via 045-560 22 00 dan wel via info@sijbenpartners.nl.