Iedere werknemer heeft recht op vakantie. In beginsel stelt de werkgever de vakantie vast overeenkomstig de wensen van de werknemer. Afwijking van dit uitgangspunt is mogelijk voor zover hierin is voorzien bij schriftelijke arbeidsovereenkomst of collectieve arbeidsovereenkomst. In dat geval kan een regeling zijn overeengekomen waaruit blijkt dat de werkgever de vakantiedagen – individueel dan wel collectief – kan vaststellen. Wel van belang is dat de werkgever het besluit tijdig neemt. De werknemer moet enige mogelijkheid worden geboden om invulling te geven aan zijn vakantiedag(en).
Verder kan de aanvraag tot verlof van de werknemer worden afgewezen als de werkgever daar een gewichtige reden voor heeft. Van een gewichtige reden kan sprake zijn als het verlof onwenselijk is voor de werkgever, met het oog op het bedrijfsbelang, bijv. als te veel collega’s in dezelfde periode op vakantie gaan.
Als vakantiedagen eenmaal zijn vastgesteld, dan moet een werknemer deze in principe opnemen. De werknemer kan echter aan de werkgever vragen om het verlof in te trekken, bijvoorbeeld omdat de reis is geannuleerd. De werkgever moet zwaarwegende belangen hebben om niet aan de intrekking mee te werken.
Een werknemer heeft over ieder jaar waarin men recht heeft op loon recht op vakantie met behoud van loon gedurende ten minste viermaal de overeengekomen arbeidsduur per week. Dit worden de wettelijke vakantiedagen genoemd. Als een werknemer meer vakantiedagen krijgt dan de wettelijke, dan zijn dit bovenwettelijke vakantiedagen.
De werkgever is verplicht om de werknemer in de gelegenheid te stellen om ten minste het wettelijke aantal dagen vakantie op te nemen. De werknemer kent daarentegen geen wettelijke verplichting om elk jaar de wettelijke vakantiedagen daadwerkelijk op te nemen.
Voor wettelijke vakantiedagen geldt een vervaltermijn van zes maanden. Voor bovenwettelijke vakantiedagen geldt die vervaltermijn niet. Hierop is een verjaringstermijn van vijf jaar van toepassing. Deze verjaringstermijn van vijf jaar is ook van toepassing als een werknemer wettelijke vakantiedagen heeft opgebouwd, maar deze in redelijkheid niet heeft kunnen opnemen.
Wettelijke vakantiedagen mogen in beginsel niet worden uitbetaald. Uitzondering hierop is wanneer een dienstverband tot een einde komt. Bovenwettelijke vakantiedagen mogen op verzoek van de werknemer wel worden uitbetaald. De werkgever mag niet zelf tot het besluit overgaan om de bovenwettelijke vakantiedagen uit te betalen en kan het verzoek tot uitbetaling van de vakantiedagen van de werknemer weigeren.
Wilt u advies over de regels omtrent vakantiedagen, neem dan contact op met onze specialisten. Wij zijn bereikbaar via info@sijbenpartners.nl of bel naar +31 45 560 22 00. Wij helpen u graag.